15-10-2022 LEMMER – Sinds 1995 is de landbouwproductie met 20 procent gegroeid. Het milieurelevante verbruik van de landbouw, zoals de inzet van dierlijke mest, kunstmest en aardgas, nam desondanks niet toe. De via (kunst)mest aangevoerde hoeveelheid stikstof is nu lager dan 25 jaar geleden en het aardgasverbruik min of meer gelijk. Dit meldt het CBS.
De plantaardige en de dierlijke landbouwproductie zijn beide sinds 1995 gestegen. De stijging van de plantaardige productie kwam tot stand ondanks verminderd gebruik van (kunst)mest. De hoeveelheid via dierlijke mest naar landbouwgrond aangevoerde stikstof daalde tot 2012 met 41 procent en nam daarna weer iets toe. De via kunstmest aangevoerde stikstof daalde volgens een vergelijkbaar patroon. Het verbruik van niet-hernieuwbare energie door de landbouw, zoals aardgas, lag in 2021 na diverse pieken en dalen iets lager dan 25 jaar geleden.
Dat er na 2012 meer stikstof via dierlijke mest op landbouwgrond terecht is gekomen komt doordat koeien meer krachtvoer zijn gaan eten. In Nederland eten koeien vooral gras en snijmais van Nederlandse bodem, aangevuld met krachtvoer. Varkens en pluimvee eten hoofdzakelijk krachtvoer. Krachtvoer wordt gemaakt van bijvoorbeeld tarwe, korrelmais en soja en is een belangrijke bron van eiwit in de voeding van vee. Stikstof is een bouwsteen van eiwit; daarom spreken we van ‘de aanvoer van stikstof via krachtvoer’. Tot ongeveer 2002 daalde de aanvoer van stikstof via krachtvoer naar varkens en runderen. Daarna steeg de aanvoer weer, maar waar de stijging bij varkens stagneerde, nam deze bij runderen na 2012 sterk toe.
Het toenemende gebruik van krachtvoer bij runderen droeg bij aan een hogere melkproductie per koe. In 1995 leverden Nederlandse melkveehouders per koe gemiddeld 6,3 duizend kilogram melk aan zuivelfabrieken. In 2021 was dit 8,7 duizend kilogram per koe. Mede hierdoor steeg de totale dierlijke productie sinds 1995 met 15 procent, ondanks een krimpende veestapel.
Het grootste deel van de via krachtvoer aangevoerde stikstof komt uiteindelijk terecht in dierlijke mest. De aanvoer van stikstof in dierlijke mest naar landbouwgrond daalde tot 2012 met 41 procent, om daarna weer te stijgen. In 2020 lag de aanvoer 35 procent lager dan in 1995.
Een belangrijke vorm van milieurelevant verbruik betreft het verbruik van niet-hernieuwbare energie. Bij de landbouw gaat het hierbij voor het grootste deel om aardgas. De glastuinbouw verbruikt het meeste aardgas. Tot 2005 werden kassen meestal verwarmd met gasgestookte ketels en verlicht met elektriciteit uit het net. Sinds 2006 wekken steeds meer tuinders zelf elektriciteit en warmte op uit aardgas via warmtekrachtkoppeling (WKK). Een deel van deze elektriciteit leveren ze terug aan het openbare net. De niet-hernieuwbare energie die de landbouw verder verbruikt is vooral aardolie, met name als brandstof voor tractoren.