20-10-2022 LEMMER – De capaciteit van de windmolens nam in 2021 toe met 15%. Deze toename komt volledig door de toename van windmolens op land. Op zee zijn er in 2021 geen nieuwe windparken gerealiseerd. De capaciteit van de Nederlandse windmolens was eind vorig jaar 7700 megawatt. De capaciteit op het land groeide van 4.235 uit tot 5.258 megawatt. Het vermogen op zee bedraagt circa 2.460 megawatt.
In 2020 wou het Rijk 6000 megawatt aan opgesteld windvermogen op land hebben gerealiseerd. Dit is inclusief de bestaande windturbines. In juni 2013 hebben de provincies afgesproken hoe ze deze 6000 megawatt onderling gaan verdelen. De provincies spelen vooral een rol bij de verlening van vergunningen. De subsidies blijven een taak van de landelijke overheid. Het doel is eind 2021 nog steeds niet behaald. Wel is de verwachting dat het tekort ruimschoots gerealiseerd zal zijn in 2023.
Alle parken op zee tezamen produceerden vorig jaar 45% van alle windenergie. De windmolens op zee produceren meer elektriciteit per eenheid vermogen dan de windmolens op land. Daar staat tegenover dat windmolens op zee duurder zijn. Per saldo was elektriciteit uit wind op zee altijd een stuk duurder dan wind op land. In het Energieakkoord is een doelstelling voor wind op zee afgesproken van in totaal 4450 megawatt in 2023. Dat betekent dat er op korte termijn nog voor 1.990 megawatt extra aan windparken op zee gerealiseerd zou moeten worden.
In juni 2022 heeft het kabinet aangegeven 21 gigawatt opgesteld vermogen van windmolens op zee te willen realiseren rond 2030. Hiermee kan ongeveer 75% van het huidige elektriciteitsverbruik van Nederland gedekt worden. Eind 2021 stond er bijna 2,5 gigawatt aan opgesteld vermogen op zee.