Huidige zoetwaterstrategie is niet langer toereikend

03-06-2024 LEMMER – Om Nederland in 2050 beter weerbaar te maken tegen droogte en zoetwatertekort, moet er anders met zoet water worden omgegaan. Op dit moment wordt het beschikbare water zo efficiënt mogelijk gebruikt, maar in de toekomst zijn meer ingrijpende maatregelen nodig. Dat meldt minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat in een brief aan de Tweede Kamer.

Verschillende onderzoeken hebben het afgelopen jaar aangetoond dat zoetwatertekort op korte termijn het meest urgente probleem voor Nederland is als het gaat om het aanpassen aan klimaatverandering. Zo stond in de KNMI-scenario’s dat er vóór 2050 al niet genoeg zoet water is om verzilting tegen te gaan. Onderzoek toonde aan dat zoetwaterbeschikbaarheid het meest urgent is bij de zeespiegelstijging. In alle Deltascenario’s raken de zoetwatervraag en het zoetwateraanbod verder uit balans.

Het meeste zoete water wordt op dit moment gebruikt om verzilting tegen te gaan. Ook wordt zoet water gebruikt om bodemdaling tegen te gaan, en is voldoende zoet water essentieel voor dijken, drinkwater, scheepvaart, landbouw, industrie, goede waterkwaliteit en natuur. Bij een zoetwatertekort kunnen niet al deze functies worden vervuld. De drinkwatervoorziening heeft boven alles de prioriteit: zoetwatertekort leidt niet automatisch tot een drinkwatertekort.

In het Deltaprogramma Zoetwater werken Rijk en regio samen om het zoetwatertekort te beperken en Nederland beter weerbaar te maken tegen droogte. Tot nu toe draaide de aanpak vooral om het optimaliseren van het watersysteem. Bijvoorbeeld maatregelen nemen bij stuwen en sluizen, zodat het zoete water niet meteen wegstroomt als deze opengaan.

Deze aanpak is niet langer toereikend. Het is noodzakelijk dat alle overheden in beeld brengen hoe ze de toekomstige zoetwatervraag in evenwicht brengen met het wateraanbod. Daarnaast moeten overheden belangrijke afwegingen gaan maken in hun ruimtelijke plannen.

Soms moet worden gekozen voor minder watergebruik en soms zal een hoger zoutgehalte in bepaalde gebieden moeten worden geaccepteerd. Soms zullen schutbeperkingen nodig zijn, waardoor de scheepvaart minder vaak door sluizen heen kan. Het extra regenwater dat in de winter valt moet beter worden vastgehouden in de bodem of in waterbergingen. Dit kan leiden tot een groter risico op wateroverlast en het kan effect hebben op de landbouw en industrie.

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat start met de andere partijen binnen het Nationaal Deltaprogramma een verkenning naar haalbaarheid en wenselijkheid van meer ingrijpende maatregelen, zoals het herzien van de verdeling van het hoofdwatersysteem of een mogelijke tweede aanvoerroute naar het IJsselmeer. In deze verkenning worden ook de uitdagingen per regio en per zoetwatergebruiker beter in beeld gebracht.

Elke zes jaar worden de Deltabeslissingen herijkt, de eerstvolgende keer is in 2026. Daarin wordt omgaan met droogte meegenomen. De besluiten en maatregelen die daaruit voortvloeien, worden vastgelegd in het Nationaal Waterprogramma 2028-2033.