‘Omgevingswet gaat verloop van onteigeningsprocedures vertragen’

10-05-2023 LEMMER – De invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 kan er toe leiden dat onteigeningsprocedure moeilijker verlopen en meer tijd gaan vergen, stellen verschillende experts. Hun opmerkingen sluiten aan bij een waarschuwing die de Raad van State vorige maand in het jaarverslag gaf. Het adviesorgaan noemde daarin de invoering van de Omgevingswet ‘risicovol’ in een tijd met grote opgaven voor het landelijk gebied.  

Het kabinet en de provincies willen veehouderijbedrijven nabij natuurgebieden uitkopen, om zo de neerslag van stikstofverbindingen in kwetsbare natuurgebieden fors te verminderen. Onteigenen wordt daarbij niet uitgesloten, als de animo voor deelname aan de regelingen te laag blijkt.

Met de invoering van de Omgevingswet zal een onteigeningsproces meer tijd in beslag gaan nemen. Momenteel vergt dat gemiddeld 2 jaar. Hierbij doet een gemeente een onteigeningsverzoek via een administratieve procedure, die wordt beoordeeld door de rechtbank. Daartegen is alleen cassatie bij de Hoge Raad mogelijk. Dat is een juridisch en financieel hoge drempel.

Onder de nieuwe wet moet de rechtbank het onteigeningsbesluit van de gemeenteraad bekrachtigen, waarna er hoger beroep ingesteld kan worden bij de Raad van State. Dat is voor onteigenden een relatief eenvoudig en nagenoeg kosteloos. Het betekent dat de drempel voor beroep lager wordt. Advocaat en hoogleraar onteigeningsrecht Jacques Sluysmans van de Radboud Universiteit verwacht dat de een onteigening in de toekomst een jaar langer gaat duren.

Bij de onteigeningen hoort ook het maken van een nieuw bestemmingsplan voor de verkregen grond. Ook dat vergt vaak jaren. Het zou kunnen betekenen dat onteigeningen die in 2024 worden voorbereid mogelijk pas vanaf 2028 daadwerkelijk de gewenste depositieruimte opleveren.

Een andere die juristen zien is dat er meer zaken naar de Raad van State zullen gaan en dat in de Omgevingswet is vastgelegd dat dit rechtscollege binnen zes maanden uitspraak in een zaak rond Omgevingsrecht moet doen. Het is de vraag of dit haalbaar is, gezien het grote aantal vacatures bij de Raad van State en de achterstanden en lange doorlooptijden van zaken die daar nu al zijn.

Ook moet er na de invoering van de Omgevingswet nieuwe jurisprudentie worden opgebouwd en dat kost eveneens tijd. Er zullen tal van nieuwe juridische vragen ontstaan, waarover tot en met de hoogste rechter zal worden geprocedeerd. Concreet betekent dit dat rechters meer tijd nodig kunnen hebben om tot definitieve uitspraken te komen.