19-03-2023 LEMMER – Het aantal private huurwoningen nam in 2021 toe met ruim 28 duizend tot ruim 1,13 miljoen; 2,5 procent meer. Hiermee groeide het aantal private huurwoningen relatief sterker dan het aantal koopwoningen (1,0 procent) en het aantal corporatiewoningen (0,2 procent). Ook in de afgelopen jaren is deze ontwikkeling terug te zien. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
De private huurwoningen vormden op 1 januari 2022 ruim 14 procent van de woningvoorraad in Nederland. Dat is ongeveer 1 op de 7 woningen. In totaal waren er ruim 1,13 miljoen private huurwoningen. De totale Nederlandse woningvoorraad groeide in 2021 met 1,0 procent tot 8,05 miljoen woningen. De voorraad koopwoningen groeide met 48 duizend woningen tot 4,60 miljoen en de corporatiewoningen met 4,5 duizend woningen tot 2,30 miljoen. Het aantal private huurwoningen groeide in 2020 en 2019 nog harder.
In Noord-Holland is 18 procent van de woningen een private huurwoning
In Noord-Holland stonden relatief de meeste private huurwoningen (18 procent), gevolgd door Groningen (17 procent). Drenthe en Flevoland hadden met beiden 9 procent het laagste aandeel private huurwoningen. In de provincie Utrecht was het aandeel private huurwoningen relatief het meest gegroeid (7,0 procent groei).
Relatief gezien kenden zeer stedelijke gebieden op 1 januari 2022 het grootste aandeel private huurwoningen (23 procent). Ook in absolute zin stonden in zeer stedelijke gebieden de meeste private huurwoningen. Bijna de helft van alle private huurwoningen stond in zeer stedelijk gebied.
Groei door nieuwbouw en woningtransformatie
De groei van de voorraad private huurwoningen komt voornamelijk door nieuwbouw. Van de nieuwbouwwoningen in 2021 kwam 27 procent (ruim 19 duizend woningen) terecht in de private huursector. Verder kwamen er relatief veel private huurwoningen bij in bestaande panden: door woningtransformaties (het omzetten van ander vastgoed, zoals kantoren of winkels, in woningen), woningsplitsing en andere verbouwingen of administratieve toevoegingen (bijvoorbeeld recreatiewoningen of zorgvastgoed die een woonfunctie krijgen). 80 procent van de woningtransformaties kwam terecht in de private huursector.
Minder overname uit andere sectoren in 2021
Als woningen van eigenaar veranderen kunnen ze bijvoorbeeld van koopwoning worden omgezet naar private huurwoning, of andersom. In 2019 en 2020 zorgde dat nog voor een flinke groei van het aantal private huurwoningen, maar in 2021 was er per saldo juist sprake van een afname van ruim 2,5 duizend private huurwoningen door deze eigendomsovergangen. Dat kwam vooral doordat koopwoningen minder vaak werden overgezet naar private huurwoningen dan dat er private huurwoningen omgezet werden naar koopwoning. Voor omzettingen vanuit de corporatiesector en ‘eigendom onbekend’ gaat het deels om administratieve correcties zonder feitelijke verandering van eigenaar.
Private huursector bestaat vooral uit kleine meergezinswoningen
Van de private huurwoningen is 71 procent (ruim 807 duizend woningen) een meergezinswoning. Zo’n 327 duizend woningen zijn een eengezinswoning. Een kwart van de meergezinswoningen is kleiner dan 50 m2 (ruim 207 duizend). Bij de eengezinswoningen zijn het juist wat grotere woningen: 83 procent is minstens 90 m2.
Private huurwoningen vaak in oude of juist heel nieuwe panden
Ongeveer een derde van de private huurwoningen bevindt zich in een pand van vóór 1945. Dit kunnen portieken en boven- en benedenwoningen zijn die voor de oorlog zo gebouwd zijn, maar ook nieuwere appartementen en studio’s die door splitsing en/of transformatie in oudere panden zijn gerealiseerd. Van de eengezinswoningen bevindt 27 procent zich in een ouder pand.
14 procent van de privaat verhuurde meergezinswoningen heeft een bouwjaar van 2011 of later. Dat is 38 procent van alle meergezinswoningen uit deze bouwperiode.