05-12-2021 LEMMER – Boeren moeten binnen duurzaamheidsgrenzen toekomstperspectief hebben. Om als boer te kunnen ondernemen moet er duidelijkheid zijn over de eisen die aan hun bedrijf worden gesteld, moeten zij vrijheid hebben om te bepalen hoe zij aan die eisen kunnen voldoen en moet er een goed hanteerbaar systeem voor controle en handhaving. Daarvoor is nieuw overheidsbeleid nodig. Dit concludeert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in een advies aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De duurzaamheidsopgaven voor de landbouw zijn groot. Om daaraan te voldoen zijn ingrijpende maatregelen nodig. Deze hebben grote gevolgen voor de bedrijfsvoering van agrarische ondernemingen en zorgen voor onrust onder boeren. Met name sinds de stikstofcrisis gaat veel aandacht uit naar boeren die al dan niet vrijwillig stoppen. De Rli vindt dat het beleid zich daarnaast meer moet richten op degenen die doorgaan en ging daarom in gesprek met boeren om de vraag te beantwoorden welk overheidsbeleid boeren helpt om binnen de duurzaamheidsgrenzen te kunnen ondernemen.
Om te kunnen ondernemen is het allereerst noodzakelijk dat voor de korte én zo veel als mogelijk ook voor de langere termijn duidelijkheid wordt geboden aan welke eisen boeren moeten voldoen. Die helderheid moet op bedrijfsniveau worden geboden om boeren in staat te stellen om tijdig passende investeringen te kunnen doen of hun bedrijfsstrategie aan te passen.
In sommige gebieden liggen er gezamenlijke opgaven, bijvoorbeeld als gevolg van een gewenste verhoging van de waterstand of biodiversiteitsherstel. Die opgaven moeten via overleg waarbij de boeren betrokken zijn worden vertaald naar eisen voor de afzonderlijke bedrijven. Het Rijk moet bij dat overleg actief betrokken zijn en de provincie moet een ondersteunende rol spelen.
Normering door de overheid vindt plaats hetzij in de vorm van algemene regels, hetzij door voorschriften in de omgevingsvergunning. Deze regels en voorschriften moeten zo veel mogelijk vrijheid geven aan boeren hoe zij daaraan gaan voldoen. Dan kunnen boeren zelf bepalen hoe zij dit het beste kunnen inpassen binnen hun individuele bedrijfsvoering.
Controle en handhaving van algemene regels en vergunningen blijft een verantwoordelijkheid van de overheid. Om een veelheid van controles en de bijbehorende administratieve lastendruk voor de boeren zo veel mogelijk te beperken stelt de Rli voor een systeem van certificering in te voeren. Daarvoor moet een instantie worden opgericht die certificaten afgeeft aan boeren die aan de normen voldoen.
Langs deze weg worden alle eisen in onderling verband bij elkaar gebracht. Bovendien kan de afgifte van een certificaat worden gekoppeld aan systemen die boeren belonen indien zij verder gaan dan de geldende norm voorschrijft. En controle door de overheid is minder nodig naar de mate waarin wordt voldaan aan de in het certificaat opgenomen eisen.
Verder is de aanwezigheid van een afzetmarkt voor duurzaam geproduceerd voedsel van groot belang. Daartoe dient de overheid, ook internationaal, de nodige initiatieven te nemen om partijen in de voedselketen er toe te bewegen de gewenste richting in te slaan. Daarbij gaat het erom dat kredietverstrekkers, inkoopcombinaties van supermarkten, afzetcoöperaties en ook de consument, meer bijdragen aan het proces van verduurzaming.